Sinterklaas
Dutch
FWOTD – 5 December 2012
Etymology
From Middle Dutch sinter clâes.
Pronunciation
- IPA(key): /sɪntərˈklaːs/
Audio (file) - Hyphenation: Sin‧ter‧klaas
- Rhymes: -aːs
Proper noun
Sinterklaas m
- Saint Nicholas, who (in the Low Countries and other parts of Europe) gives presents to children on December 5 or 6.
- 1984, Het Goede Doel (Henk Westbroek and Henk Temming), Sinterklaas (song):
- Met Paas denk ik aan Sinterklaas en stuur ik hem een kaart, ik vraag hem hoe het met hem gaat en groet gelijk zijn paard.
- At Easter I think of Sinterklaas and I send him a card, I ask him how he is and greet his horse too.
- Met Paas denk ik aan Sinterklaas en stuur ik hem een kaart, ik vraag hem hoe het met hem gaat en groet gelijk zijn paard.
- 1984, Het Goede Doel (Henk Westbroek and Henk Temming), Sinterklaas (song):
Synonyms
Derived terms
See also
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.