ooi
See also: OOI
Dutch
Etymology
From Middle Dutch ooi, ou, from Old Dutch *ōi, from Proto-Germanic *awiz, from Proto-Indo-European *h₂ówis. Compare German Aue, West Frisian ei, English ewe.
Pronunciation
- Rhymes: -oːi̯
audio (file)
Noun
ooi f (plural ooien, diminutive ooitje n)
- ewe
- 1988, Het Boek, International Bible Society, Genesis 31:38:
- Twintig jaar ben ik bij u geweest en al die tijd heb ik goed voor uw ooien en geiten gezorgd, zodat zij gezonde jongen ter wereld brachten. Nooit heb ik ook maar één ram aangeraakt om ervan te eten.
- I have been with you for Twenty years and all the time I took care of your ewes and goats; so that their healthy offspring were brought into the world. I also never touched a single ram to eat one of them.
- Twintig jaar ben ik bij u geweest en al die tijd heb ik goed voor uw ooien en geiten gezorgd, zodat zij gezonde jongen ter wereld brachten. Nooit heb ik ook maar één ram aangeraakt om ervan te eten.
- 1988, Het Boek, International Bible Society, Genesis 31:38:
Descendants
- Afrikaans: ooi
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.