pannenkoek

Dutch

FWOTD – 29 November 2018

Alternative forms

Etymology

From Middle Dutch pannecoeke. Equivalent to pan (pan) + -en- + koek (cake).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈpɑnə(n)ˌkuk/
  • (file)
  • Hyphenation: pan‧nen‧koek

Noun

pannenkoek m (plural pannenkoeken, diminutive pannenkoekje n)

  1. pancake; pannekoek; flapjack (US)
    • 2011, Jelle Brandt Corstius, Van Moskou tot Medan.
      Ik ben mijn hele leven al fan geweest van pannenkoeken, en wat dat betreft is Rusland een van de beste landen om te wonen.
      I have been a fan of pancakes for my entire life, and when it comes to that Russia is one of the best countries to live in.
  2. bungler, oaf
    • 2017, Thomas Beijer, Geen jalapeños.
      'En dan kom je uitgerekend die pannenkoek tegen,' zei Richard.
      'And then you run into that bungler out of all people,' Richard said.

Derived terms

  • appelpannenkoek
  • eierpannenkoek
  • kaaspannenkoek
  • pannenkoekenbeslag
  • pannenkoekenpan
  • pannenkoekenrestaurant
  • spekpannenkoek

Descendants

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.