tafel
See also: Tafel
Afrikaans
Etymology
From Dutch tafel, from Middle Dutch tâfele, from Old Dutch tavala, from Latin tabula (“board”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈtɑːfəl/
Descendants
- → Sotho: tafole
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ˈtaːfəl/
audio (file) - Hyphenation: ta‧fel
- Rhymes: -aːfəl
Etymology 1
From Middle Dutch tâfele, from Old Dutch tavala, from Latin tabula (“board”). Doublet of tabel.
Noun
tafel f (plural tafels or tafelen, diminutive tafeltje n)
- table (item of furniture)
- Synonym: dis
- (metonymically) meal, spread on (a) table(s)
- (arithmetic) multiplication table
- writing tablet
- Synonym: tablet
Usage notes
The plural tafelen is only used in the sense "writing tablet".
Derived terms
- bijzettafel
- draaitafel
- eettafel
- feesttafel
- kaptafel
- keukentafel
- klaptafel
- koffietafel
- leestafel
- massagetafel
- mengtafel
- montagetafel
- onderhandelingstafel
- ontbijttafel
- operatietafel
- rekentafel
- rijsttafel
- roulettetafel
- salontafel
- schakeltafel
- schrijftafel
- speeltafel
- stamtafel
- sterftetafel
- tafelaansteker
- tafelberg
- tafelbiljart
- tafelblad
- tafeldame
- tafeldekken
- tafeleend
- tafelen
- tafelgarnituur
- tafelgebed
- tafelgenoot
- tafelgerei
- tafelgesprek
- tafelgoed
- tafelheer
- tafelkleed
- tafella
- tafellade
- tafellaken
- tafellamp
- tafellinnen
- tafelmanieren
- tafelmes
- tafelpoot
- tafelrede
- tafelschikking
- tafelschuimer
- tafelservies
- tafeltennis
- tafeltennissen
- tafeltennistafel
- tafeltje-dek-je
- tafelvoetbal
- tafelwijn
- tafelzeil
- tafelzilver
- tafelzout
- tekentafel
- theetafel
- tijdtafel
- toilettafel
- uitschuiftafel
- vergadertafel
- wastafel
- werktafel
Descendants
- Afrikaans: tafel
- → Sotho: tafole
- → Sranan Tongo: tafra
Etymology 2
See the etymology of the main entry.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.