ulk
Albanian
Etymology
From Proto-Indo-European *wĺ̥kʷos.
Usage notes
Still used in conservative Tosk dialects.
Dutch
Noun
ulk m (plural ulken, diminutive ulkje n)
- (Northern Netherlands, dialectal) European polecat, Mustela putorius
- 1948, Herman Lambertus Bezoen, Taal en volk van Twente, 16.
- Maar de Kampenaars spreken niet meer van ulk, en bunsink zeggen ze ook niet, nee, ze duiden het beest met een kruisingsproduct van die beide namen aan: een bulsik!
- 1972, G. J. van Roekel, De Gelderse Achterhoek in de negentiende eeuw: Heren en boeren, ambachtslieden en dagloners, stropers en huttemannen, 107.
- Jagen op deze roofdieren viel niet onder stroperij, want ulken waren zelf stropers, die het vooral gemunt hadden op de kippen van de keuterboertjes.
- 2009, Maarten t' Hart, Het psalmenoproer.
- Vergeleken daarmee was de otter, al net zo door iedereen gehaat als zijn neefje de ulk, bepaald minder opvallend, want egaler van kleur, en met een minder sprekende snuit.
- 2012, A. L. Snijders, Ik leef aan de rand van de wereld.
- Hier nam het lot de gedaante van een ulk aan.
- 1948, Herman Lambertus Bezoen, Taal en volk van Twente, 16.
Synonyms
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.