aanbieden
Néerlandais
Verbe
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | bied aan | bood aan |
jij | biedt aan | |
hij, zij, het | biedt aan | |
wij | bieden aan | boden aan |
jullie | bieden aan | |
zij | bieden aan | |
u | biedt aan | bood aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | bieden aand | aangeboden |
aanbieden \Prononciation ?\ transitif (bitransitif)
- Offrir, présenter.
- Een dame zijn arm aanbieden.
- Offrir le bras à une dame.
- Excuses aanbieden.
- Présenter des excuses.
- Documenten aanbieden.
- Présenter des documents.
- Iets te koop aanbieden.
- Mettre quelque chose en vente.
- Ter overname aangeboden.
- À céder.
- Een wissel ter betaling aanbieden.
- Présenter une traite au paiement.
- Aanbieden mits onverkocht.
- Offrir sauf vente.
- Ter betaling aanbieden.
- Présenter au paiement.
- Vast aanbieden, vast offreren.
- Offrir ferme.
- Een dame zijn arm aanbieden.
- Proposer.
- Iemand een beloning aanbieden.
- Proposer une rémunération à quelqu’un.
- Zich als vrijwilliger aanbieden.
- Se porter volontaire.
- Iemand een beloning aanbieden.
Synonymes
- aanreiken
- overhandigen
- bieden
- indienen
- presenteren
- spelen
- te koop aanbieden
- uitloven
- vertonen
- voordragen
- voorslaan
- voorstellen
- aandragen
- leveren
- indienen
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « aanbieden [Prononciation ?] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.