aangepast

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːŋɣəˌpɑst/
  • (file)
  • Hyphenation: aan‧ge‧past

Adjective

aangepast (comparative aangepaster, superlative meest aangepast or aangepastst)

  1. adapted
  2. modified, edited

Inflection

Inflection of aangepast
uninflected aangepast
inflected aangepaste
comparative aangepaster
positive comparative superlative
predicative/adverbial aangepastaangepasterhet aangepastst
het aangepastste
indefinite m./f. sing. aangepasteaangepastereaangepastste
n. sing. aangepastaangepasteraangepastste
plural aangepasteaangepastereaangepastste
definite aangepasteaangepastereaangepastste
partitive aangepastsaangepasters

Derived terms

  • onaangepast

Participle

aangepast

  1. past participle of aanpassen

Inflection

Inflection of aangepast
uninflected aangepast
inflected aangepaste
comparative
positive
predicative/adverbial aangepast
indefinite m./f. sing. aangepaste
n. sing. aangepast
plural aangepaste
definite aangepaste
partitive aangepasts
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.