afwijkend

Dutch

Etymology

From afwijken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑfˈʋɛi̯.kənt/
  • (file)
  • Hyphenation: af‧wij‧kend

Adjective

afwijkend (comparative afwijkender, superlative afwijkendst)

  1. deviating, differing

Inflection

Inflection of afwijkend
uninflected afwijkend
inflected afwijkende
comparative afwijkender
positive comparative superlative
predicative/adverbial afwijkendafwijkenderhet afwijkendst
het afwijkendste
indefinite m./f. sing. afwijkendeafwijkendereafwijkendste
n. sing. afwijkendafwijkenderafwijkendste
plural afwijkendeafwijkendereafwijkendste
definite afwijkendeafwijkendereafwijkendste
partitive afwijkendsafwijkenders

Participle

afwijkend

  1. present participle of afwijken

Inflection

Inflection of afwijkend
uninflected afwijkend
inflected afwijkende
comparative
positive
predicative/adverbial afwijkend
afwijkende
indefinite m./f. sing. afwijkende
n. sing. afwijkend
plural afwijkende
definite afwijkende
partitive afwijkends
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.