beleid
Dutch
Etymology
From Middle Dutch beleit. Equivalent to a deverbal from beleiden.
Pronunciation
- IPA(key): /bəˈlɛi̯t/
audio (file) - Hyphenation: be‧leid
- Rhymes: -ɛi̯t
Noun
beleid n (uncountable, diminutive beleidje n)
- policy
- Het is de taak van de regering om beleid te maken.
- It's the government's task to make policy.
- Het beleid van ons hotel ten aanzien van honden staat in deze folder.
- Our hotel's policy regarding to dogs is in this leaflet.
- Het is de taak van de regering om beleid te maken.
- care, circumspection
- Het schilderen van een plafond moet je met beleid doen.
- Painting a ceiling must be done with care.
- Het schilderen van een plafond moet je met beleid doen.
- (obsolete) method, manner, approach
Derived terms
- asielbeleid
- beleidsmaker
- beleidsmedewerker
- cultuurbeleid
- drugsbeleid
- gedoogbeleid
- klimaatbeleid
- migratiebeleid
- vreemdelingenbeleid
- wapenbeleid
- woningbeleid
Indonesian
Pronunciation
- IPA(key): /bə.lɛid/
- Hyphenation: bê‧lèid
Further reading
- “beleid” in Kamus Besar Bahasa Indonesia (KBBI) Daring, Jakarta: Badan Pengembangan dan Pembinaan Bahasa, Kementerian Pendidikan dan Kebudayaan Republik Indonesia, 2016.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.