bewegwijzeren

Dutch

Etymology

From be- + wegwijzer.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈʋɛxˌʋɛi̯.zə.rə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧weg‧wij‧ze‧ren

Verb

bewegwijzeren

  1. (transitive) to signpost, to furnish with signage

Inflection

Inflection of bewegwijzeren (weak, prefixed)
infinitive bewegwijzeren
past singular bewegwijzerde
past participle bewegwijzerd
infinitive bewegwijzeren
gerund bewegwijzeren n
present tense past tense
1st person singular bewegwijzerbewegwijzerde
2nd person sing. (jij) bewegwijzertbewegwijzerde
2nd person sing. (u) bewegwijzertbewegwijzerde
2nd person sing. (gij) bewegwijzertbewegwijzerde
3rd person singular bewegwijzertbewegwijzerde
plural bewegwijzerenbewegwijzerden
subjunctive sing.1 bewegwijzerebewegwijzerde
subjunctive plur.1 bewegwijzerenbewegwijzerden
imperative sing. bewegwijzer
imperative plur.1 bewegwijzert
participles bewegwijzerendbewegwijzerd
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.