bijgelovig

Dutch

Etymology

From bijgeloof + -ig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌbɛi̯.ɣəˈloː.vəx/
  • (file)
  • Hyphenation: bij‧ge‧loof

Adjective

bijgelovig (comparative bijgeloviger, superlative bijgelovigst)

  1. superstitious
    Synonyms: overgelovig, wangelovig

Inflection

Inflection of bijgelovig
uninflected bijgelovig
inflected bijgelovige
comparative bijgeloviger
positive comparative superlative
predicative/adverbial bijgelovigbijgelovigerhet bijgelovigst
het bijgelovigste
indefinite m./f. sing. bijgelovigebijgelovigerebijgelovigste
n. sing. bijgelovigbijgelovigerbijgelovigste
plural bijgelovigebijgelovigerebijgelovigste
definite bijgelovigebijgelovigerebijgelovigste
partitive bijgelovigsbijgelovigers

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.