bijtanken

Dutch

Etymology

From bij + tanken.

Pronunciation

  • (Netherlands) IPA(key): /ˈbɛi̯tɛŋkə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: bij‧tan‧ken

Verb

bijtanken

  1. (intransitive) to refuel
  2. (intransitive) to invigorate, to refresh

Inflection

Inflection of bijtanken (weak, separable)
infinitive bijtanken
past singular tankte bij
past participle bijgetankt
infinitive bijtanken
gerund bijtanken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular tank bijtankte bijbijtankbijtankte
2nd person sing. (jij) tankt bijtankte bijbijtanktbijtankte
2nd person sing. (u) tankt bijtankte bijbijtanktbijtankte
2nd person sing. (gij) tankt bijtankte bijbijtanktbijtankte
3rd person singular tankt bijtankte bijbijtanktbijtankte
plural tanken bijtankten bijbijtankenbijtankten
subjunctive sing.1 tanke bijtankte bijbijtankebijtankte
subjunctive plur.1 tanken bijtankten bijbijtankenbijtankten
imperative sing. tank bij
imperative plur.1 tankt bij
participles bijtankendbijgetankt
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.