gelijkzijdig

Dutch

Etymology

From gelijk + zijde + -ig.

Pronunciation

  • (file)

Adjective

gelijkzijdig (not comparable)

  1. equilateral

Inflection

Inflection of gelijkzijdig
uninflected gelijkzijdig
inflected gelijkzijdige
comparative
positive
predicative/adverbial gelijkzijdig
indefinite m./f. sing. gelijkzijdige
n. sing. gelijkzijdig
plural gelijkzijdige
definite gelijkzijdige
partitive gelijkzijdigs

Derived terms

  • gelijkzijdigheid
  • gelijkbenig
  • gelijkhoekig
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.