hergebruiken

Dutch

Etymology

From her- + gebruiken.

Pronunciation

  • (file)

Verb

hergebruiken

  1. to reuse, to recycle

Inflection

Inflection of hergebruiken (weak, prefixed)
infinitive hergebruiken
past singular hergebruikte
past participle hergebruikt
infinitive hergebruiken
gerund hergebruiken n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular hergebruikhergebruikte
2nd person sing. (jij) hergebruikthergebruikte
2nd person sing. (u) hergebruikthergebruikte
2nd person sing. (gij) hergebruikthergebruikte
3rd person singular hergebruikthergebruikte
plural hergebruikenhergebruikten
subjunctive sing.1 hergebruikehergebruikte
subjunctive plur.1 hergebruikenhergebruikten
imperative sing. hergebruik
imperative plur.1 hergebruikt
participles hergebruikendhergebruikt
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.