krachteloos

Dutch

Etymology

From kracht + -loos.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈkrɑxtəloːs/
  • (file)
  • Hyphenation: krach‧te‧loos

Adjective

krachteloos (comparative krachtelozer, superlative meest krachteloos or krachteloost)

  1. powerless

Inflection

Inflection of krachteloos
uninflected krachteloos
inflected krachteloze
comparative krachtelozer
positive comparative superlative
predicative/adverbial krachtelooskrachtelozerhet krachteloost
het krachtelooste
indefinite m./f. sing. krachtelozekrachtelozerekrachtelooste
n. sing. krachtelooskrachtelozerkrachtelooste
plural krachtelozekrachtelozerekrachtelooste
definite krachtelozekrachtelozerekrachtelooste
partitive krachtelooskrachtelozers

Antonyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.