maanziek

Dutch

Etymology

From maan (moon) + ziek (ill), calque of Latin lunaticus.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈmaːn.zik/
  • (file)
  • Hyphenation: maan‧ziek

Adjective

maanziek (comparative maanzieker, superlative maanziekst)

  1. (dated) epileptic
  2. (uncommon) lunatic, silly

Inflection

Inflection of maanziek
uninflected maanziek
inflected maanzieke
comparative maanzieker
positive comparative superlative
predicative/adverbial maanziekmaanziekerhet maanziekst
het maanziekste
indefinite m./f. sing. maanziekemaanziekeremaanziekste
n. sing. maanziekmaanziekermaanziekste
plural maanziekemaanziekeremaanziekste
definite maanziekemaanziekeremaanziekste
partitive maanzieksmaanziekers
  • maanziekte
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.