meedelen

Dutch

Alternative forms

Etymology

From mede- (compare mede, met) and delen, compare German mitteilen.

Pronunciation

  • IPA(key): [ˈmeː.deː.lə(n)]
  • (file)

Verb

meedelen

  1. to communicate, to disseminate (share information)

Inflection

Inflection of meedelen (weak, separable)
infinitive meedelen
past singular deelde mee
past participle meegedeeld
infinitive meedelen
gerund meedelen n|- class="vsHide" style="background: #E6E6FF;" main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular deel meedeelde meemeedeelmeedeelde
2nd person sing. (jij) deelt meedeelde meemeedeeltmeedeelde
2nd person sing. (u) deelt meedeelde meemeedeeltmeedeelde
2nd person sing. (gij) deelt meedeelde meemeedeeltmeedeelde
3rd person singular deelt meedeelde meemeedeeltmeedeelde
plural delen meedeelden meemeedelenmeedeelden
subjunctive sing.1 dele meedeelde meemeedelemeedeelde
subjunctive plur.1 delen meedeelden meemeedelenmeedeelden
imperative sing. deel mee
imperative plur.1 deelt mee
participles meedelendmeegedeeld
1) Archaic.

Synonyms

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.