onbekwaam

Dutch

Etymology

From on- + bekwaam.

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -aːm

Adjective

onbekwaam (comparative onbekwamer, superlative onbekwaamst)

  1. unable, incapable, incompetent

Inflection

Inflection of onbekwaam
uninflected onbekwaam
inflected onbekwame
comparative onbekwamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbekwaamonbekwamerhet onbekwaamst
het onbekwaamste
indefinite m./f. sing. onbekwameonbekwamereonbekwaamste
n. sing. onbekwaamonbekwameronbekwaamste
plural onbekwameonbekwamereonbekwaamste
definite onbekwameonbekwamereonbekwaamste
partitive onbekwaamsonbekwamers

Antonyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.