onbeperkt

Dutch

Etymology

on- (un-) + beperkt (restricted)

Pronunciation

  • (file)

Adjective

onbeperkt (comparative onbeperkter, superlative onbeperktst)

  1. unrestricted, unlimited

Inflection

Inflection of onbeperkt
uninflected onbeperkt
inflected onbeperkte
comparative onbeperkter
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbeperktonbeperkterhet onbeperktst
het onbeperktste
indefinite m./f. sing. onbeperkteonbeperktereonbeperktste
n. sing. onbeperktonbeperkteronbeperktste
plural onbeperkteonbeperktereonbeperktste
definite onbeperkteonbeperktereonbeperktste
partitive onbeperktsonbeperkters
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.