onsmakelijk

Dutch

Etymology

on- + smakelijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

onsmakelijk (comparative onsmakelijker, superlative onsmakelijkst)

  1. (literally) distasteful, unsavoury
  2. (figuratively) distasteful, unsavoury

Inflection

Inflection of onsmakelijk
uninflected onsmakelijk
inflected onsmakelijke
comparative onsmakelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onsmakelijkonsmakelijkerhet onsmakelijkst
het onsmakelijkste
indefinite m./f. sing. onsmakelijkeonsmakelijkereonsmakelijkste
n. sing. onsmakelijkonsmakelijkeronsmakelijkste
plural onsmakelijkeonsmakelijkereonsmakelijkste
definite onsmakelijkeonsmakelijkereonsmakelijkste
partitive onsmakelijksonsmakelijkers

Antonyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.