ontroostbaar

Dutch

Etymology

on- + troosten + -baar

Pronunciation

  • (file)

Adjective

ontroostbaar (comparative ontroostbaarder, superlative ontroostbaarst)

  1. inconsolable

Inflection

Inflection of ontroostbaar
uninflected ontroostbaar
inflected ontroostbare
comparative ontroostbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial ontroostbaarontroostbaarderhet ontroostbaarst
het ontroostbaarste
indefinite m./f. sing. ontroostbareontroostbaardereontroostbaarste
n. sing. ontroostbaarontroostbaarderontroostbaarste
plural ontroostbareontroostbaardereontroostbaarste
definite ontroostbareontroostbaardereontroostbaarste
partitive ontroostbaarsontroostbaarders
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.