oplichten

Dutch

Etymology

op + lichten

Pronunciation

  • (file)

Hyphenation: op‧lich‧ten

Verb

oplichten

  1. (intransitive) to light up
  2. (transitive) to lift up
  3. (transitive) to scam, to swindle

Inflection

Inflection of oplichten (weak, separable)
infinitive oplichten
past singular lichtte op
past participle opgelicht
infinitive oplichten
gerund oplichten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular licht oplichtte opoplichtoplichtte
2nd person sing. (jij) licht oplichtte opoplichtoplichtte
2nd person sing. (u) licht oplichtte opoplichtoplichtte
2nd person sing. (gij) licht oplichtte opoplichtoplichtte
3rd person singular licht oplichtte opoplichtoplichtte
plural lichten oplichtten opoplichtenoplichtten
subjunctive sing.1 lichte oplichtte opoplichteoplichtte
subjunctive plur.1 lichten oplichtten opoplichtenoplichtten
imperative sing. licht op
imperative plur.1 licht op
participles oplichtendopgelicht
1) Archaic.

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.