opnemen

Dutch

Etymology

op + nemen

Pronunciation

  • (file)

Verb

opnemen

  1. to pick up
    De telefoon opnemen
    To answer/to pick up the phone.
  2. to take in, admit, reserve a spot for
    Het was aanvankelijk de bedoeling dat hij in onze maatschap zou worden opgenomen.
    We initially intended for him to join (literally: be taken onboard) our partnership.
  3. to record
    Een album opnemen
    To record an album.
  4. to snap (a photo), shoot (a film)
  5. to eyeball, look at
  6. to observe or measure (result)
    de temperatuur opnemen
    to measure the temperature
  7. to begin, initiate
    contact opnemen met iemand
    to initiate contact with someone

Inflection

Inflection of opnemen (strong class 4, separable)
infinitive opnemen
past singular nam op
past participle opgenomen
infinitive opnemen
gerund opnemen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular neem opnam opopneemopnam
2nd person sing. (jij) neemt opnam opopneemtopnam
2nd person sing. (u) neemt opnam opopneemtopnam
2nd person sing. (gij) neemt opnaamt opopneemtopnaamt
3rd person singular neemt opnam opopneemtopnam
plural nemen opnamen opopnemenopnamen
subjunctive sing.1 neme opname opopnemeopname
subjunctive plur.1 nemen opnamen opopnemenopnamen
imperative sing. neem op
imperative plur.1 neemt op
participles opnemendopgenomen
1) Archaic.

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.