overmoedig

Dutch

Etymology

From Middle Dutch overmoedich. Equivalent to overmoed + -ig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌoː.vərˈmu.dəx/
  • (file)
  • Hyphenation: over‧moe‧dig
  • Rhymes: -udəx

Adjective

overmoedig (comparative overmoediger, superlative overmoedigst)

  1. overconfident, too courageous or brave, reckless

Inflection

Inflection of overmoedig
uninflected overmoedig
inflected overmoedige
comparative overmoediger
positive comparative superlative
predicative/adverbial overmoedigovermoedigerhet overmoedigst
het overmoedigste
indefinite m./f. sing. overmoedigeovermoedigereovermoedigste
n. sing. overmoedigovermoedigerovermoedigste
plural overmoedigeovermoedigereovermoedigste
definite overmoedigeovermoedigereovermoedigste
partitive overmoedigsovermoedigers

Descendants

  • Afrikaans: oormoedig
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.