speelvogel
Dutch
FWOTD – 3 February 2019
Pronunciation
- IPA(key): /ˈspeːlˌvoː.ɣəl/
Audio (file) - Hyphenation: speel‧vo‧gel
Noun
speelvogel m (plural speelvogels, diminutive speelvogeltje n)
- (Belgium) a person with a very playful nature
- 2015, Jan Verplaetse & Charles Delmotte, Ethiek en rechtsfilosofie. Basisboek, Maklu (publ.), page 72.
- Zijn een grapjas en een speelvogel minder vrij dan een ernstige muziekliefhebber?
- Are a japester and a playful person less free than a serious music lover?
- 2015, Jan Verplaetse & Charles Delmotte, Ethiek en rechtsfilosofie. Basisboek, Maklu (publ.), page 72.
- (archaic) bower bird, bird of the family Ptilonorhynchidae
- 1858 (submitted October 31 1857), A. A. van Bemmelen, "De speelvogels", Jaarboekje van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra voor het jaar 1858, page 120.
- Het voedsel der speelvogels bestaat uit boomvruchten; slechts zelden eten zij insekten.
- The diet of the bower birds consists of fruits from trees; only rarely do they eat insects.
- Synonym: prieelvogel
- 1858 (submitted October 31 1857), A. A. van Bemmelen, "De speelvogels", Jaarboekje van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra voor het jaar 1858, page 120.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.