vogel
Dutch
Picture dictionary | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Alternative forms
- veugel (obsolete)
- fogel
Etymology
From Middle Dutch vōgel, from Old Dutch fogal, vogal, from Proto-Germanic *fuglaz.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈvoːɣəl/, [ˈvoʊ̯χɔɫ]
audio (file) - Hyphenation: vo‧gel
- Rhymes: -oːɣəl
Usage notes
The word vogel is one of the few words where the obsolete Dutch diminutive suffix -lijn can still be encountered: vogelijn (“little bird”) is chiefly poetic and can be found in poems and songs, but is not often used elsewhere.
Derived terms
- gevogelte
- loopvogel
- pechvogel
- plukvogel
- rare vogel
- speelvogel
- stormvogel
- struisvogel
- trekvogel
- vliegvogel
- vogelaar
- vogelachtig
- vogelbek
- vogelbekdier
- vogelen
- vogelkers
- vogelknip
- vogelkooi
- vogelkunde
- vogellijm
- vogelmarkt
- vogelmelk
- vogelmelker
- vogelmier
- vogelnest
- vogelpest
- vogelperspectief
- vogelpik
- vogelrek
- vogelroer
- vogelschieten
- vogelschrik
- vogelslag
- vogelspin
- vogelstand
- vogeltjesdans
- vogeltjesmarkt
- vogeltjeszaad
- vogelvanger
- vogelvangst
- vogelverschrikker
- vogelvlucht
- vogelvriend
- vogelvrij
- vogelwet
- vogelzaad
- vogelzang
- watervogel
- zangvogel
- zwemvogel
References
- M. J. Koenen & J. Endepols, Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal (tevens Vreemde-woordentolk), Groningen, Wolters-Noordhoff, 1969 (26th edition) [Dutch dictionary in Dutch]
Middle Dutch
Etymology
From Old Dutch fogal, from Proto-Germanic *fuglaz.
Inflection
This noun needs an inflection-table template.
Alternative forms
- vuegel
Descendants
Further reading
- “voghel (I)”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- “vogel”, in Middelnederlandsch Woordenboek, 1929
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.