tegengaan

Dutch

Etymology

tegen + gaan

Pronunciation

  • (file)

Verb

tegengaan

  1. to counteract

Inflection

Inflection of tegengaan (strong class 7, irregular, separable)
infinitive tegengaan
past singular ging tegen
past participle tegengegaan
infinitive tegengaan
gerund tegengaan n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular ga tegenging tegentegengategenging
2nd person sing. (jij) gaat tegenging tegentegengaattegenging
2nd person sing. (u) gaat tegenging tegentegengaattegenging
2nd person sing. (gij) gaat tegengingt tegentegengaattegengingt
3rd person singular gaat tegenging tegentegengaattegenging
plural gaan tegengingen tegentegengaantegengingen
subjunctive sing.1 ga tegenginge tegentegengategenginge
subjunctive plur.1 gaan tegengingen tegentegengaantegengingen
imperative sing. ga tegen
imperative plur.1 gaat tegen
participles tegengaandtegengegaan
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.