toegeeflijk

Dutch

Etymology

From toegeven + -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /tuˈɣeːf.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: toe‧geef‧lijk

Adjective

toegeeflijk (comparative toegeeflijker, superlative toegeeflijkst)

  1. lenient, forgiving, permissive, concessive

Inflection

Inflection of toegeeflijk
uninflected toegeeflijk
inflected toegeeflijke
comparative toegeeflijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial toegeeflijktoegeeflijkerhet toegeeflijkst
het toegeeflijkste
indefinite m./f. sing. toegeeflijketoegeeflijkeretoegeeflijkste
n. sing. toegeeflijktoegeeflijkertoegeeflijkste
plural toegeeflijketoegeeflijkeretoegeeflijkste
definite toegeeflijketoegeeflijkeretoegeeflijkste
partitive toegeeflijkstoegeeflijkers

Derived terms

  • toegeeflijkheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.