toenemen

Dutch

Etymology

toe + nemen

Pronunciation

  • (file)

Verb

toenemen

  1. (intransitive) to increase
    Het aantal werklozen neemt toe.
    The number of unemployed is increasing.

Inflection

Inflection of toenemen (strong class 4, separable)
infinitive toenemen
past singular nam toe
past participle toegenomen
infinitive toenemen
gerund toenemen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular neem toenam toetoeneemtoenam
2nd person sing. (jij) neemt toenam toetoeneemttoenam
2nd person sing. (u) neemt toenam toetoeneemttoenam
2nd person sing. (gij) neemt toenaamt toetoeneemttoenaamt
3rd person singular neemt toenam toetoeneemttoenam
plural nemen toenamen toetoenementoenamen
subjunctive sing.1 neme toename toetoenemetoename
subjunctive plur.1 nemen toenamen toetoenementoenamen
imperative sing. neem toe
imperative plur.1 neemt toe
participles toenemendtoegenomen
1) Archaic.

Antonyms

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.