toewijden

Dutch

Etymology

From toe + wijden.

Pronunciation

  • (file)

Verb

toewijden

  1. to dedicate
    Synonym: wijden

Inflection

Inflection of toewijden (weak, separable)
infinitive toewijden
past singular wijdde toe
past participle toegewijd
infinitive toewijden
gerund toewijden n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular wijd toewijdde toetoewijdtoewijdde
2nd person sing. (jij) wijdt toewijdde toetoewijdttoewijdde
2nd person sing. (u) wijdt toewijdde toetoewijdttoewijdde
2nd person sing. (gij) wijdt toewijdde toetoewijdttoewijdde
3rd person singular wijdt toewijdde toetoewijdttoewijdde
plural wijden toewijdden toetoewijdentoewijdden
subjunctive sing.1 wijde toewijdde toetoewijdetoewijdde
subjunctive plur.1 wijden toewijdden toetoewijdentoewijdden
imperative sing. wijd toe
imperative plur.1 wijdt toe
participles toewijdendtoegewijd
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.