vermageren

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

vermageren

  1. to lose weight
  2. to emaciate

Inflection

Inflection of vermageren (weak, prefixed)
infinitive vermageren
past singular vermagerde
past participle vermagerd
infinitive vermageren
gerund vermageren n
present tense past tense
1st person singular vermagervermagerde
2nd person sing. (jij) vermagertvermagerde
2nd person sing. (u) vermagertvermagerde
2nd person sing. (gij) vermagertvermagerde
3rd person singular vermagertvermagerde
plural vermagerenvermagerden
subjunctive sing.1 vermagerevermagerde
subjunctive plur.1 vermagerenvermagerden
imperative sing. vermager
imperative plur.1 vermagert
participles vermagerendvermagerd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.