veroorlogen

Dutch

Etymology

From ver- + oorlogen.

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈoːr.loːɣə(n)/
  • Hyphenation: ver‧oor‧lo‧gen

Verb

veroorlogen

  1. (transitive, obsolete) to waste by war, to war away

Inflection

Inflection of veroorlogen (weak, prefixed)
infinitive veroorlogen
past singular veroorloogde
past participle veroorloogd
infinitive veroorlogen
gerund veroorlogen n
present tense past tense
1st person singular veroorloogveroorloogde
2nd person sing. (jij) veroorloogtveroorloogde
2nd person sing. (u) veroorloogtveroorloogde
2nd person sing. (gij) veroorloogtveroorloogde
3rd person singular veroorloogtveroorloogde
plural veroorlogenveroorloogden
subjunctive sing.1 veroorlogeveroorloogde
subjunctive plur.1 veroorlogenveroorloogden
imperative sing. veroorloog
imperative plur.1 veroorloogt
participles veroorlogendveroorloogd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.