verwijderen

See also: verwijden

Dutch

Etymology

From ver- + wijder + -en.

Pronunciation

  • (file)

Verb

verwijderen

  1. to remove

Inflection

Inflection of verwijderen (weak, prefixed)
infinitive verwijderen
past singular verwijderde
past participle verwijderd
infinitive verwijderen
gerund verwijderen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular verwijderverwijderde
2nd person sing. (jij) verwijdertverwijderde
2nd person sing. (u) verwijdertverwijderde
2nd person sing. (gij) verwijdertverwijderde
3rd person singular verwijdertverwijderde
plural verwijderenverwijderden
subjunctive sing.1 verwijdereverwijderde
subjunctive plur.1 verwijderenverwijderden
imperative sing. verwijder
imperative plur.1 verwijdert
participles verwijderendverwijderd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.