voordringen

Dutch

Etymology

From voor + dringen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈvoːrˌdrɪ.ŋə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: voor‧drin‧gen

Verb

voordringen

  1. (intransitive) to jump the queue, to cut in line

Inflection

Inflection of voordringen (strong class 3, separable)
infinitive voordringen
past singular drong voor
past participle voorgedrongen
infinitive voordringen
gerund voordringen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular dring voordrong voorvoordringvoordrong
2nd person sing. (jij) dringt voordrong voorvoordringtvoordrong
2nd person sing. (u) dringt voordrong voorvoordringtvoordrong
2nd person sing. (gij) dringt voordrongt voorvoordringtvoordrongt
3rd person singular dringt voordrong voorvoordringtvoordrong
plural dringen voordrongen voorvoordringenvoordrongen
subjunctive sing.1 dringe voordronge voorvoordringevoordronge
subjunctive plur.1 dringen voordrongen voorvoordringenvoordrongen
imperative sing. dring voor
imperative plur.1 dringt voor
participles voordringendvoorgedrongen
1) Archaic.

Derived terms

  • voordringer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.