voortdrijven

Dutch

Etymology

From voort + drijven

Pronunciation

  • (file)

Verb

voortdrijven

  1. to propel, to impel, to drive forward
  2. to urge, to spur on

Inflection

Inflection of voortdrijven (strong class 1, separable)
infinitive voortdrijven
past singular dreef voort
past participle voortgedreven
infinitive voortdrijven
gerund voortdrijven n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular drijf voortdreef voortvoortdrijfvoortdreef
2nd person sing. (jij) drijft voortdreef voortvoortdrijftvoortdreef
2nd person sing. (u) drijft voortdreef voortvoortdrijftvoortdreef
2nd person sing. (gij) drijft voortdreeft voortvoortdrijftvoortdreeft
3rd person singular drijft voortdreef voortvoortdrijftvoortdreef
plural drijven voortdreven voortvoortdrijvenvoortdreven
subjunctive sing.1 drijve voortdreve voortvoortdrijvevoortdreve
subjunctive plur.1 drijven voortdreven voortvoortdrijvenvoortdreven
imperative sing. drijf voort
imperative plur.1 drijft voort
participles voortdrijvendvoortgedreven
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.