vooruitgaan

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

vooruitgaan

  1. (ergative) to go forwards
  2. (ergative) to improve

Inflection

Inflection of vooruitgaan (strong class 7, irregular, separable)
infinitive vooruitgaan
past singular ging vooruit
past participle vooruitgegaan
infinitive vooruitgaan
gerund vooruitgaan n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular ga vooruitging vooruitvooruitgavooruitging
2nd person sing. (jij) gaat vooruitging vooruitvooruitgaatvooruitging
2nd person sing. (u) gaat vooruitging vooruitvooruitgaatvooruitging
2nd person sing. (gij) gaat vooruitgingt vooruitvooruitgaatvooruitgingt
3rd person singular gaat vooruitging vooruitvooruitgaatvooruitging
plural gaan vooruitgingen vooruitvooruitgaanvooruitgingen
subjunctive sing.1 ga vooruitginge vooruitvooruitgavooruitginge
subjunctive plur.1 gaan vooruitgingen vooruitvooruitgaanvooruitgingen
imperative sing. ga vooruit
imperative plur.1 gaat vooruit
participles vooruitgaandvooruitgegaan
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.