weglaten

Dutch

Etymology

weg + laten

Pronunciation

  • (file)

Verb

weglaten

  1. to omit

Inflection

Inflection of weglaten (strong class 7, separable)
infinitive weglaten
past singular liet weg
past participle weggelaten
infinitive weglaten
gerund weglaten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular laat wegliet wegweglaatwegliet
2nd person sing. (jij) laat wegliet wegweglaatwegliet
2nd person sing. (u) laat wegliet wegweglaatwegliet
2nd person sing. (gij) laat wegliet wegweglaatwegliet
3rd person singular laat wegliet wegweglaatwegliet
plural laten weglieten wegweglatenweglieten
subjunctive sing.1 late wegliete wegweglatewegliete
subjunctive plur.1 laten weglieten wegweglatenweglieten
imperative sing. laat weg
imperative plur.1 laat weg
participles weglatendweggelaten
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.