wendbaar

Dutch

Etymology

wenden + -baar

Pronunciation

  • (file)

Adjective

wendbaar (comparative wendbaarder, superlative wendbaarst)

  1. nimble, agile
  2. versatile, manoeuvrable

Inflection

Inflection of wendbaar
uninflected wendbaar
inflected wendbare
comparative wendbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial wendbaarwendbaarderhet wendbaarst
het wendbaarste
indefinite m./f. sing. wendbarewendbaarderewendbaarste
n. sing. wendbaarwendbaarderwendbaarste
plural wendbarewendbaarderewendbaarste
definite wendbarewendbaarderewendbaarste
partitive wendbaarswendbaarders

Derived terms

versatile

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.