afvoer
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
Nombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | afvoer | — |
Diminutif | — | — |
afvoer \Prononciation ?\ masculin
- Écoulement.
- de afvoer van afval
- l’évacuation des déchets
- de aan- en afvoer van goederen
- les arrivages et expéditions de marchandises
- de afvoer van afval
- Tuyau de vidange.
- (Agriculture) Exutoire.
Dérivés
- afvoeraansluitpunt
- afvoerbank
- afvoerbekken
- afvoerbuis
- afvoercapaciteit
- afvoerder
- afvoerdienst
- afvoergang
- afvoergas
- afvoergat
- afvoergemaal
- afvoergeul
- afvoergolf
- afvoergoot
- afvoergreppel
- afvoerhoogte
- afvoering
- afvoerkanaal
- afvoerkast
- afvoerklep
- afvoerkoker
- afvoerkosten
- afvoerkraan
- afvoerleiding
- afvoerlucht
- afvoermeting
- afvoeropening
- afvoerpijp
- afvoerplug
- afvoerpomp
- afvoerprop
- afvoerpunt
- afvoerput
- afvoerregime
- afvoerriool
- afvoerrol
- afvoerrooster
- afvoerroute
- afvoerslang
- afvoersloot
- afvoersluis
- afvoersok
- afvoerspier
- afvoerstift
- afvoersysteem
- afvoertroepen
- afvoervaartuig
- afvoervermogen
- afvoerwater
- afvoerweg
- balkonafvoer
- bloedafvoer
- condensafvoer
- gootsteenafvoer
- hemelwaterafvoer
- houtafvoer
- luchtafvoer
- mestafvoer
- piekafvoer
- rivierafvoer
- rookafvoer
- rookgasafvoer
- slibafvoer
- spoorafvoer
- stoomafvoer
- traanafvoer
- vochtafvoer
- vuilafvoer
- warmteafvoer
- waterafvoer
- zandafvoer
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « afvoer [Prononciation ?] »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.