brandewijn

Néerlandais

Étymologie
Composé de branden (« brûler ») et de wijn (« vin »).

Nom commun

brandewijn \Prononciation ?\

  1. Eau-de-vie.

Synonymes

Dérivés
  • anijsbrandewijn
  • appelbrandewijn
  • brandewijnazijn
  • brandewijnfles
  • brandewijnglas
  • brandewijngrog
  • brandewijnkom
  • brandewijnneus
  • brandewijnstoker
  • brandewijnvat
  • citroenbrandewijn
  • houtbrandewijn
  • inmaakbrandewijn
  • kersenbrandewijn
  • korenbrandewijn
  • melkbrandewijn
  • perenbrandewijn
  • pruimenbrandewijn
  • rijstbrandewijn
  • suikerbrandewijn
  • vruchtenbrandewijn

Taux de reconnaissance
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 91,5 % des Flamands,
  • 98,0 % des Néerlandais.

Prononciation

→ Prononciation manquante. (Ajouter)

Références
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.