doorkomen

Néerlandais

Étymologie

Composé de “door” et “komen”.

Verbe

doorkomen intransitif

Présent Prétérit
ik kom door kwam door
jij komt door
hij, zij, het komt door
wij komen door kwamen door
jullie komen door
zij komen door
u komt door kwam door
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn komen doord doorgekomen
  1. Subir.
  2. Arriver, parvenir, réussir, abouter.

Synonymes

Prononciation

Prononciation manquante. (Ajouter)

Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.