dubbel
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Adjectif
dubbel \Prononciation ?\
- Double.
- dubbele exemplaren : exemplaires en double.
- een weg met dubbel spoor : une route à double voie.
Synonymes
Dérivés
- achtdubbel
- damesdubbel
- driedubbel
- dubbel accent aigu
- dubbel accent aigus
- dubbel-cd
- dubbelacht
- dubbelagent
- dubbelalbum
- dubbelbed
- dubbelbelastingverdrag
- dubbelbesluit
- dubbelblad
- dubbelblank
- dubbelblind
- dubbelboekhouden
- dubbelboeking
- dubbelbol
- dubbelboxer
- dubbelbrekend
- dubbelbreking
- dubbelcheck
- dubbelchecken
- dubbelcijferig
- dubbelconcert
- dubbeldaks
- dubbeldekker
- dubbeldik
- dubbeldippen
- dubbeldipper
- dubbeldooier
- dubbeldraads
- dubbeldrank
- dubbele
- dubbele punt
- dubbele punten
- dubbelelpee
- dubbelen
- dubbelepunt
- dubbelfocus
- dubbelfout
- dubbelganger
- dubbelgebeid
- dubbelgehandicapt
- dubbelgeleed
- dubbelgesprek
- dubbelglas
- dubbelgraf
- dubbelgreep
- dubbelhartig
- dubbelheid
- dubbelhol
- dubbelklik
- dubbelklikken
- dubbelklooster
- dubbelkop
- dubbelkromme
- dubbelkruis
- dubbelleven
- dubbelloof
- dubbelloopsgeweer
- dubbelmandaat
- dubbelmol
- dubbelnummer
- dubbeloffer
- dubbelop
- dubbelparkeerder
- dubbelparkeren
- dubbelpartij
- dubbelpartner
- dubbelpion
- dubbelportret
- dubbelpulsar
- dubbelpunt
- dubbelriet
- dubbelrijm
- dubbelrol
- dubbelroman
- dubbelrondig
- dubbelschaak
- dubbelschalig
- dubbelslaan
- dubbelslachtig
- dubbelslag
- dubbelspaat
- dubbelspan
- dubbelspel
- dubbelspion
- dubbelspoor
- dubbelsprong
- dubbelstad
- dubbelstekker
- dubbelster
- dubbelstrengs
- dubbeltal
- dubbeltoernooi
- dubbeltongig
- dubbeltournee
- dubbeltwee
- dubbelverdiener
- dubbelverhouding
- dubbelvier
- dubbelvla
- dubbelvoudig
- dubbelvouwen
- dubbelwandig
- dubbelwerkend
- dubbelzes
- dubbelzien
- dubbelzijdig
- dubbelzinnig
- dubbelzout
- dubbelzuiger
- dubbelzuigermotor
- herendubbel
- sladubbel
- stuntdubbel
- tiendubbel
- tweedubbel
- vervierdubbelen
- vierdubbel
- vijfdubbel
Adverbe
dubbel \Prononciation ?\
- Doublement, deux fois, en double.
- de auto stond dubbel geparkeerd : la voiture attendait en double file.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « dubbel [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « dubbel »
Suédois
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.