achterhalen

Dutch

Etymology

From achter- + halen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑxtərˈɦaːlə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: ach‧ter‧ha‧len
  • Rhymes: -aːlən

Verb

achterhalen

  1. (transitive) to overtake, to hunt down
  2. (transitive) to find out, discover

Inflection

Inflection of achterhalen (weak, prefixed)
infinitive achterhalen
past singular achterhaalde
past participle achterhaald
infinitive achterhalen
gerund achterhalen n
present tense past tense
1st person singular achterhaalachterhaalde
2nd person sing. (jij) achterhaaltachterhaalde
2nd person sing. (u) achterhaaltachterhaalde
2nd person sing. (gij) achterhaaltachterhaalde
3rd person singular achterhaaltachterhaalde
plural achterhalenachterhaalden
subjunctive sing.1 achterhaleachterhaalde
subjunctive plur.1 achterhalenachterhaalden
imperative sing. achterhaal
imperative plur.1 achterhaalt
participles achterhalendachterhaald
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.