bekend

Danish

Verb

bekend

  1. imperative of bekende

Dutch

Etymology

From Middle Dutch bekent, Part participle of bekennen (to know).

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈkɛnt/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧kend
  • Rhymes: -ɛnt

Adjective

bekend (comparative bekender, superlative bekendst)

  1. (well-)known
  2. familiar, trusted

Inflection

Inflection of bekend
uninflected bekend
inflected bekende
comparative bekender
positive comparative superlative
predicative/adverbial bekendbekenderhet bekendst
het bekendste
indefinite m./f. sing. bekendebekenderebekendste
n. sing. bekendbekenderbekendste
plural bekendebekenderebekendste
definite bekendebekenderebekendste
partitive bekendsbekenders

Synonyms

Antonyms

Derived terms

Participle

bekend

  1. past participle of bekennen

Inflection

Inflection of bekend
uninflected bekend
inflected bekende
comparative
positive
predicative/adverbial bekend
indefinite m./f. sing. bekende
n. sing. bekend
plural bekende
definite bekende
partitive bekends

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.