doordrammen

Dutch

Etymology

From door + drammen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrdrɑmə(n)/
  • (file)

Verb

doordrammen

  1. (intransitive) to keep insisting to obtain what one wants, to nag

Inflection

Inflection of doordrammen (weak, separable)
infinitive doordrammen
past singular dramde door
past participle doorgedramd
infinitive doordrammen
gerund doordrammen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular dram doordramde doordoordramdoordramde
2nd person sing. (jij) dramt doordramde doordoordramtdoordramde
2nd person sing. (u) dramt doordramde doordoordramtdoordramde
2nd person sing. (gij) dramt doordramde doordoordramtdoordramde
3rd person singular dramt doordramde doordoordramtdoordramde
plural drammen doordramden doordoordrammendoordramden
subjunctive sing.1 dramme doordramde doordoordrammedoordramde
subjunctive plur.1 drammen doordramden doordoordrammendoordramden
imperative sing. dram door
imperative plur.1 dramt door
participles doordrammenddoorgedramd
1) Archaic.

References

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.