doorvertellen

Dutch

Etymology

From door + vertellen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrvərtɛlə(n)/
  • (file)

Verb

doorvertellen

  1. (intransitive) to continue telling (a story)
  2. (transitive) to pass on (by word of mouth)

Inflection

Inflection of doorvertellen (weak, prefixed, separable)
infinitive doorvertellen
past singular vertelde door
past participle doorverteld
infinitive doorvertellen
gerund doorvertellen n|- class="vsHide" style="background: #E6E6FF;" main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vertel doorvertelde doordoorverteldoorvertelde
2nd person sing. (jij) vertelt doorvertelde doordoorverteltdoorvertelde
2nd person sing. (u) vertelt doorvertelde doordoorverteltdoorvertelde
2nd person sing. (gij) vertelt doorvertelde doordoorverteltdoorvertelde
3rd person singular vertelt doorvertelde doordoorverteltdoorvertelde
plural vertellen doorvertelden doordoorvertellendoorvertelden
subjunctive sing.1 vertelle doorvertelde doordoorvertelledoorvertelde
subjunctive plur.1 vertellen doorvertelden doordoorvertellendoorvertelden
imperative sing. vertel door
imperative plur.1 vertelt door
participles doorvertellenddoorverteld
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.