terugkomen

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

terugkomen

  1. to come back, to return
  2. (used with "in") to be echoed in
    Zijn liefde voor de natuur komt terug in zijn schilderijen.
    His love for nature is echoed in his paintings.

Inflection

Inflection of terugkomen (strong class 4, irregular, separable)
infinitive terugkomen
past singular kwam terug
past participle teruggekomen
infinitive terugkomen
gerund terugkomen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kom terugkwam terugterugkomterugkwam
2nd person sing. (jij) komt terugkwam terugterugkomtterugkwam
2nd person sing. (u) komt terugkwam terugterugkomtterugkwam
2nd person sing. (gij) komt terugkwaamt terugterugkomtterugkwaamt
3rd person singular komt terugkwam terugterugkomtterugkwam
plural komen terugkwamen terugterugkomenterugkwamen
subjunctive sing.1 kome terugkwame terugterugkometerugkwame
subjunctive plur.1 komen terugkwamen terugterugkomenterugkwamen
imperative sing. kom terug
imperative plur.1 komt terug
participles terugkomendteruggekomen
1) Archaic.

Synonyms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.