tijdelijk

Dutch

Etymology

tijd + -lijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

tijdelijk (comparative tijdelijker, superlative tijdelijkst)

  1. temporal
  2. temporary

Inflection

Inflection of tijdelijk
uninflected tijdelijk
inflected tijdelijke
comparative tijdelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial tijdelijktijdelijkerhet tijdelijkst
het tijdelijkste
indefinite m./f. sing. tijdelijketijdelijkeretijdelijkste
n. sing. tijdelijktijdelijkertijdelijkste
plural tijdelijketijdelijkeretijdelijkste
definite tijdelijketijdelijkeretijdelijkste
partitive tijdelijkstijdelijkers

Adverb

tijdelijk

  1. temporarily
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.