toeval
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ˈtuːvɑl/
Audio (file) - Hyphenation: toe‧val
Noun
toeval n (plural toevallen, diminutive toevalletje n)
- accident, chance
- In september 1928 ontdekte Fleming eigenlijk bij toeval dat in de buurt van een bepaalde schimmel die per ongeluk bij een van zijn bacteriekoloniën was gekomen geen bacteriën groeiden. — In September 1928 Fleming discovered, actually by serendipity, that in the neighborhood of a certain fungus that through bad luck had come into one of his bacteria colonies, no bacteria grew.
- an attack (of epilepsy)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.