controle

Voir aussi : controlé, contrôle

Espagnol

Forme de verbe

Voir la conjugaison du verbe controlar
Subjonctif Présent que (yo) controle
que (tú) controle
que (vos) controle
que (él/ella/usted) controle
que (nosotros-as) controle
que (vosotros-as) controle
que (os) controle
(ellos-as/ustedes) controle
Imparfait (en -ra) que (yo) controle
que (tú) controle
que (vos) controle
que (él/ella/usted) controle
que (nosotros-as) controle
que (vosotros-as) controle
que (os) controle
(ellos-as/ustedes) controle
Imparfait (en -se) que (yo) controle
que (tú) controle
que (vos) controle
que (él/ella/usted) controle
que (nosotros-as) controle
que (vosotros-as) controle
que (os) controle
(ellos-as/ustedes) controle
Futur que (yo) controle
que (tú) controle
que (vos) controle
que (él/ella/usted) controle
que (nosotros-as) controle
que (vosotros-as) controle
que (os) controle
(ellos-as/ustedes) controle
Impératif Présent (tú) controle
(vos) controle
(usted) controle
(nosotros-as) controle
(vosotros-as) controle
(os) controle
(ustedes) controle

controle \Prononciation ?\

  1. Première personne du singulier du présent du subjonctif de controlar.
  2. Troisième personne du singulier du présent du subjonctif de controlar.
  3. Troisième personne du singulier de l’impératif de controlar.

Néerlandais

Étymologie
(Date à préciser) Du français contrôle.

Nom commun

Nombre Singulier Pluriel
Nom controle controles
Diminutif — —

controle \kɔn.tɾo.lə\ féminin/masculin

  1. Contrôle, vérification.
    • De controle wordt de omgeving zelf.
      Le contrôle devient l’environnement lui-même.

Synonymes

Dérivés
  • alcoholcontrole
  • autocontrole
  • balcontrole
  • belastingcontrole
  • controleapparaat
  • controlecijfer
  • controlefreak
  • controlegetal
  • controlegroep
  • controlekaart
  • controlekamer
  • controlelamp
  • controlelijst
  • controlemonster
  • controlepaneel
  • controlepost
  • controlestaat
  • controlestation
  • controlesysteem
  • controlevoorschrift
  • dopingcontrole
  • grammaticacontrole
  • grenscontrole
  • havenstaatcontrole
  • kapitaalcontrole
  • kwaliteitscontrole
  • lintcontrole
  • pascontrole
  • paspoortcontrole
  • pilcontrole
  • prijscontrole
  • prijzencontrole
  • radarcontrole
  • routinecontrole
  • snelheidscontrole
  • spellingcontrole
  • spellingscontrole
  • staatscontrole
  • stempelcontrole
  • tractiecontrole
  • trajectcontrole
  • verkeerscontrole
  • werklozencontrole
  • zelfcontrole

Taux de reconnaissance
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,1 % des Néerlandais.

Prononciation
  • (Région à préciser) : écouter « controle [kɔn.tɾo.lə] »
  • Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « controle [Prononciation ?] »

Références
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.